OPVOEDEN
Straffen uit den boze
Wat doe je als je pleegkind het bloed onder je nagels vandaan haalt? Boos worden maakt het alleen maar erger en straffen werkt vaak averechts. Bij een harde aanpak ligt escalatie op de loer. Steeds meer hulpverleners en therapeuten zoeken een antwoord in positieve communicatiemethoden.
Positieve communicatie loopt als een rode draad door het werk van GZ-psychologe en orthopedagoge Nelleke Polderman. Ze is gedragsdeskundige in de pleegzorg bij FlexusJeugdplein en heeft een landelijke organisatie, Basic Trust, die gespecialiseerd is in basisvertrouwen, hechting en adoptie. Polderman: “Veel pleegkinderen hebben een moeilijke start gemaakt in hun leven. Door een ingewikkelde voorgeschiedenis hebben ze te weinig basisvertrouwen ontwikkeld. Dit kan problemen veroorzaken, zoals bepalend of agressief gedrag. Als een pleegouder dan boos wordt, ziet het kind dat als afwijzing.” Ze vertelt over Max, een elfjarige jongen die moeilijk te handhaven was in zijn pleeggezin. “De gedragsproblemen leken veroorzaakt te zijn in het eerste jaar van zijn leven waarin hij werd gescheiden van zijn moeder. De pleegouders waren onzeker en volkomen uitgeput.” Volgens Polderman hebben de meeste pleegouders alles in huis om een kind op te voeden, maar vragen kinderen die schade hebben opgelopen om extra vaardigheden.
Ondertiteling
Een manier om die vaardigheden te leren is een door Polderman specifiek voor basisvertrouwen ontwikkelde vorm van Video Interactie Begeleiding (VIB), ook wel de Basic Trustmethode genoemd. Voor het oog van de camera laat ze een gezin vijf à tien minuten spelen. Later bekijkt en analyseert ze de opnamen met de opvoeders. “De pleegouders van Max deden al veel dingen goed. Toen ze dat zelf zagen, kregen ze meer zelfvertrouwen.” Polderman laat de opvoeders zien welke signalen het kind geeft om in contact te komen en hoe zij hier adequaat op kunnen reageren. Haar aanwijzingen komen onder andere neer op het vriendelijk benoemen van wat het kind doet, voelt, wil of denkt. “Je zegt bijvoorbeeld: ‘jij neemt een slokje limonade’, ‘jij probeert natuurlijk zes te gooien’ of ‘jij wilt nog even doorgaan met spelen’. Een soort ondertiteling dus. Het kind voelt zich gehoord en gezien en krijgt meer zelfbewustzijn. Van daaruit gaan andere ontwikkelingen bijna als vanzelf.” Na afloop van de behandeling konden Max en zijn pleegouders weer samen verder. “Alle doelen waren bereikt en Max bleek zelfs gevoel voor humor te hebben en behoefte aan knuffelen.”
Korter lontje
Polderman hoort wel eens: “Voor de camera spelen we allemaal toneel. Kom eens kijken als het thuis uit de hand loopt.” Toch meent ze dat het niet nodig is om in een heftige situatie te filmen. “Het gedrag van een kind op een rustig moment zegt ons net zoveel als op een lastiger moment. De communicatie is hetzelfde, maar het lontje is minder lang. We bekijken de videobeelden op microniveau. Iedere seconde zien we al heel veel. Lastige momenten waar pleegouders tegenaan lopen komen aan de orde tijdens gesprekken en na het invullen van vragenlijsten.” Volgens Polderman heeft de behandeling in de regel een positief effect. “Dat blijkt ook uit twee wetenschappelijke onderzoeken(1). Wel is de methode een kwestie van lange adem en natuurlijk zijn de problemen bij het ene kind hardnekkiger dan bij het andere.” Na afloop van de behandeling krijgt ze wel eens een telefoontje dat het weer helemaal mis is. “Meestal is de werkwijze dan verwaterd en is een coachingsgesprek genoeg om de draad op te pakken.”
Steunfiguren
Binnen Basic Trust werken de specialisten ook met bewegingstechnieken en Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR). Als het gedrag extreem is en genoemde methoden niet werken, gaan ze aan de slag met Geweldloos Verzet. Deze methodiek is ontwikkeld door de psycholoog Haim Omer. Volgens Polderman vereist Geweldloos Verzet veel coaching en doorzettingsvermogen. Ze legt uit hoe pleegouders deze methode kunnen toepassen. “Uitgangspunt is dat je het kind het gevoel geeft dat je er voor hem bent en hem niet loslaat. Allereerst doe je een aankondiging. Je zet bijvoorbeeld op papier: ‘De grens is bereikt. Ik tolereer niet langer dat je met voorwerpen gooit en je zusje bedreigt.’ Vervolgens stel je steunfiguren aan, mensen die willen helpen en een netwerk vormen rondom het kind. In het begin zal het kind dit alles misschien belachelijk vinden. Wat heeft oma of de buurman hiermee te maken? Maar tegelijkertijd voelt hij dat er echt wat gaat gebeuren en dat hij serieus wordt genomen. Door op deze manier ‘de vuile was buiten te hangen’ sta je steviger dan als je het alleen moet doen. Het is altijd weer aangrijpend om te zien hoeveel mensen graag willen helpen als het gevraagd wordt. Ook het kind kan terugvallen op een steunfiguur.”
Hinderlijk volgen
Volgens Polderman is het belangrijk dat je juist in slechte tijden je ouderlijke aanwezigheid benadrukt. “Na agressief gedrag kun je bijvoorbeeld een ‘sit-in’ houden in de kamer van het kind. Je vraagt hem om zelf met een oplossing te komen. Het is dan belangrijk dat je zelfcontrole toont. Het gaat er niet om dat je wint, maar dat je doorzet. Zo bouw je als opvoeder autoriteit op. Je kunt het kind ook ‘hinderlijk volgen’ om je bezorgdheid te uiten. Als hij bijvoorbeeld niet op stap mag en dit toch doet, ga je naar de plekken waar hij zich ophoudt. In het café zeg je tegen zijn vrienden dat je hem zoekt en vraagt of zij door willen geven dat je je bezorgd maakt. Zo krijg je als opvoeder een heel lange arm. Ondertussen geef je samen met de steunfiguren positieve boodschappen aan het kind, ongeacht zijn gedrag. Je laat zien dat je hem niet opgeeft. Het kind zal steeds meer beseffen: Ik mag er zijn.”
- Onderzoek van prof. dr. Juffer van de Universiteit van Leiden (2004) en van prof. dr. Stams van de Universiteit van Amsterdam (2010).
Gepubliceerd in pleegzorgtijdschrift Mobiel